23 januari 2017

Beatrice de Graaf en de volksvertegenwoordiging

De welbespraakte professor De Graaf heeft er patent op om in een gloedvol betoog een paar discutabele opmerkingen rond te strooien die een weerwoord behoeven. Het is raadselachtig waar die slordigheid vandaan komt.

Het voorafgaande


Zo beweerde ze eens in een elitair-links tv-programma dat de meeste Duitsers kerkgangers zijn, terwijl in werkelijkheid slechts een kleine minderheid van de bevolking op zondag een eredienst bijwoont.

Ook meende ze dat de verkoop van softdrugs in Molenbeek een medeoorzaak is van moslimextremisme. Nou heeft de partij van De Graaf een bloedhekel aan coffeeshops, dus ik begrijp de rol van zondebok wel, maar hun bijdrage aan jihadistische geweldsdelicten zou eerst toch eens dubbelblind onderzocht moeten worden, voordat een wetenschapper zo'n boude bewering de kabel opslingert. Daarnaast zijn er een paar (voor de hand liggende) oorzaken van terreur te bedenken, die de revue niet passeerden, maar wél reëel zijn.

Column


In de NRC deed De Graaf een duit in het zakje van het populismedebat, met de provocerende kop erboven dat het volk elites hard nodig heeft. En weer struikelt de lezer over de onjuistheden. Een paar tegenwerpingen:

- De Tweede Kamer was niet tegen antidemocratische partijen in de jaren 30: in 1937 werden vier NSB'ers Kamerlid, toen Hitler nota bene al vier jaar aan de macht en het concentratiekamp Dachau even zo lang in vol bedrijf was. Nou verliep de nieuwsgaring voor de oorlog een stuk trager dan nu, maar de vervolging van politieke tegenstanders in Duitsland was inmiddels wel bekend bij onze overheid en dat was geen reden de geestverwanten van de Führer de toegang tot het parlement te ontzeggen. Tegen Joodse vluchtelingen werd een stuk hardvochtiger opgetreden.

- De NSB is sinds 1945 wel verboden, en in de jaren 90 gebeurde hetzelfde met CP'86, dus de bewering dat partijen niet verboden kunnen worden in Nederland, is evenmin juist.

- Uiteraard was 'gemopper over een kloof met de burger' niet aan de orde, voor de oorlog. Nederland kende in de jaren 30 nog een zuilenmaatschappij: katholieken, protestanten, socialisten, en liberalen hadden elk hun eigen zuil, en daar sloot de partijendemocratie perfect op aan. Aan die voorwaarde voor een volksvertegenwoordiging wordt tegenwoordig niet meer voldaan. Met als gevolg dat we nu met een politiek stelsel zitten opgescheept dat door velen niet meer als democratisch wordt ervaren. Daarvoor is de discrepantie tussen maatschappelijke meerderheidsopvattingen en gevoerd beleid te groot geworden.

- Dat democratie volksvertegenwoordiging vereist, is een overtuiging die op zijn laatste benen loopt. Het zou mij niet verbazen als de Tweede Kamer deze eeuw afgeschaft werd, om te worden vervangen door een staatsorgaan waar iedere kiezer lid van kan worden, met de bevoegdheid om over elke overheidsbeslissing zijn stem uit te brengen, indien hij daar behoefte aan heeft. Het debat zal dan verplaatst worden van de achterkamertjes op het Binnenhof naar de openbaarheid van een online discussieplatform.

Technologie


Een belangrijk verschil tussen nu en de jaren 30 (en 1966, toen ook een democratiseringspoging ondernomen werd) is namelijk dat de technologische ontwikkeling in de tussentijd niet stil heeft gestaan. De fysieke noodzaak voor het vertegenwoordigen van kiezers is niet meer aanwezig: technisch kan de kiezer nu telkens zelf beleidskeuzes maken en hoeft hij zijn macht niet langer tandenknarsend af te staan, na een hokje rood gekleurd te hebben, omdat hij zich nergens meer mee mag bemoeien.

Honderdduizend willekeurige burgers beschikken over aanzienlijk meer kennis en ervaring dan de 225 Kamerleden, waarvan Beatrice de Graaf er een hoopte te worden. Verwacht mag worden dat het afschaffen van de functie van volksvertegenwoordiger de kwaliteit van het overheidsbeleid en het draagvlak daarvoor, aanzienlijk zal verbeteren.