8 april 2017

Wat er mis is met de cultuur van het globalisme


Je kunt op twee manieren naar de wereld kijken: horizontaal of verticaal.

Globalisten - liberalen in Europa en liberals in Amerika - denken horizontaal. Ze kijken naar de relatie tussen de ene massa en de andere. Die tussen Nederlanders en Duitsers, of Afrikanen, of moslims. De ideologie is dat alle mensen gelijk zijn. Ze worden bovendien niet zozeer gezien als individu maar als behorend tot een groep. Onderscheid maken tussen verschillende groepen mensen is in hun ogen uiteindelijk niet meer dan discriminatie en racisme. Vanwege dit gelijkheidsideaal zijn globalisten voortdurend bezig met kenmerken van mensen - hun ras, geloof, geslacht en seksuele geaardheid - om er op te letten dat de meerderheid zich gepast gedraagt ten opzichte van de minderheden. Ze denken dat de wereld van al deze controle en het ermee gepaard gaande moralisme, beter wordt. Horizontalisme is in wezen collectivistisch, zoals islam en communisme dat ook zijn.

Daartegenover staat de verticale kijk op de wereld: die houdt in dat je aan de ene kant de massa hebt, en aan de andere kant de bestuurders - de mensen die de beslissingen nemen in de samenleving. Wil een land goed kunnen functioneren, dan moet de bestuurslaag weten wat er leeft onder de bevolking, en proberen de wensen van de massa te vervullen. Als deze verticale relatie niet goed is, ontstaat er maatschappelijke onvrede. De massa vraagt zich niet zozeer af: 'hoe moet ik zijn, hoe denk ik over blank/zwart of over homo/hetero', maar: 'wat wil ik, waar heb ik behoefte aan'. Tegenover het normatieve kader van de horizontale bestuurders, stellen gewone mensen individualisme. Voor het individu is vrijheid het allerbelangrijkste - zelf zoveel mogelijk beslissen in je eigen leven - en niet de vraag: voldoe ik wel aan allerlei al dan niet arbitraire ethische eisen.

Botsing


De twee visies van het horizontalisme en verticalisme botsen met elkaar. De burger die zichzelf vooral als consument beschouwt, ziet zijn identiteit bevestigd worden door het bedrijfsleven: de bestuurders van supermarkten en webwinkels zijn voortdurend bezig het de klant zoveel mogelijk naar de zin te maken. Communicatie tussen top en bottom verloopt efficiƫnt en tot tevredenheid van alle betrokkenen.

Dit marktmodel is nog niet doorgedrongen tot het politieke domein, waardoor de burger telkens met de frustratie geconfronteerd wordt, dat zijn mening er kennelijk weinig toe doet en die van de ngo's des te meer. De overheid die hem geregeld betuttelend toespreekt, spant zich niet in om de Nederlander zoveel mogelijk keuzevrijheid te geven. De bestuurslaag is vooral ideologisch ingesteld, zonder naar de wensen van de bevolking te vragen.

De meeste mensen hebben liever een EEG dan een EU, de bestuurselite gaat de andere kant op. Een meerderheid onder de bevolking wil goede ouderenzorg, de politieke top sluit bejaardentehuizen. Burgers willen een veel grotere pakkans voor criminelen, de justitiƫle top slaagt er niet in dat voor elkaar te krijgen. Een meerderheid wil een restrictiever immigratiebeleid, invloedrijke partijen zijn voor open grenzen.

De globalisten die zien dat hun politiek schuurt, proberen allerlei redenen te verzinnen om hun vastlopende beleid goed te praten. Populisme, nationalisme en xenofobie worden als zondebokken opgevoerd, om hun falen te verhullen. De enige manier om de culturele harmonie te herstellen in de samenleving, is terug te keren tot haar fundament: de democratie. Alleen het 'one man, one vote'-principe kan de consensus herstellen, die een paar decennia geleden nog vanzelfsprekend was in Nederland.